Bij de foto's

NABEELDEN, DE FASCINATIE VOOR DAT WAT VERLOREN GAAT

Op 22 oktober 2007 heeft een uitslaande brand het Armandomuseum in de as gelegd. Op dat moment liep de tentoonstelling “ In het woud”, met werk van o.a. Albrecht Dürer, Hercules Seghers, Richard Long en Armando. Meerdere werken van Armando zijn op die dag onherstelbaar beschadigd of definitief verloren gegaan. De ruïnes na de brand betekenden voor Erik Fliek, kunstenaar/fotograaf, in feite een wel zeer paradoxaal gegeven.
Al jaren is Fliek gefascineerd is door het werk van Armando. Maar tegelijk betekende deze verwoesting van zoveel moois ook de directe aanleiding voor de serie fotowerken die van dit drama verhalen.

De kunst van Armando, zijn schilderijen, de sculptuur en zeker ook zijn gedichten dragen een sterke tragiek met zich mee, iets dat vooral bereikt wordt door de kleuren zwart en het diepe rood, door zijn woord- en materiaalkeuzes, door de al dan niet opzettelijke ruwe en geschonden oppervlaktes en door een zekere monumentaliteit. Ze zijn er en je kunt er niet omheen. Een tragiek die uiteindelijk plaats maakt voor een grimmig aandoende schoonheid.
Armando, wellicht het sterkst in zijn werk van de vroege jaren zestig tot aan die van de jaren negentig van de vorige eeuw, neemt als kunstenaar de mens en de natuur de maat. Gebeurtenissen die zich vanwege hun gewelddadige karakter voor eeuwig in het menselijk geheugen gegrift zouden moeten hebben, herhalen zich twee, drie generaties later als vanzelf. Het landschap dat ooit getuige was van gruweldaden slokt in zijn verdere groei deze feiten op en ontneemt ze hun betekenissen. Er is niets meer van wat er was: voor Armando een onuitputtelijke bron van inspiratie.
Als we dit gegeven leggen naast de hier tentoongestelde fotowerken komt een opvallende parallel in beeld. Twee maanden na de brand in het Armandomuseum wordt het verzoek van Erik Fliek ingewilligd om dat wat van het museum restte te fotograferen. Met een analoge technische camera legt hij vast wat hij wil zien. De dakloze binnenruimte lijkt nu meer op een ruïne uit mediterrane landen dan op het interieur van een tot museum omgebouwde kerk. De beelden zijn zo helder en gedetailleerd van licht en kleur en ze maken dat we op de muren van de kerk de contouren van de schilderijen denken te kunnen onderscheiden. Elke foto legt een verband met het schilderij dat er hing. De installatie Zwart Water, die gezien kan worden als Armando’s belangrijkste statement begin jaren zestig, stond opgesteld tegen de achterwand van de kerk ( foto nr. 9). Foto’s nr. 5, 6, 7, 10 en 12 laten respectievelijk de wanden zien waar Landschaft (2007), Baum (1994), Gestrüpp ( 2007) en Waldstück ( 1999 en 2007) hingen.
Het spel met wat je ziet en wat er was gaat in de verbeelding een bepalende en intrigerende rol spelen. Wetende welke schilderijen verloren zijn gegaan zou er alleen al door deze foto’s een fraaie “nabeeld” tentoonstelling kunnen worden gereconstrueerd.

De foto’s van Fliek zijn echter allerminst documentair en ze hebben deze betekenis ook niet. De zo realistisch gefotografeerde architecturale resten en met name de oppervlaktes van de wanden zijn rauw en aards van kleur en geven zo hun verleden prijs. Het zijn sterke, autonome beelden die samen een verhaal vertellen van spontaan ontstane structuren en kleurschakeringen, vastgelegd door het oog van een kunstenaar die in meerdere opzichten gefascineerd is door deze noodlottige plek. De foto’s leveren associaties op met de vroege werken van Antoni Tàpies of zijn Nederlandse tijdgenoot Jaap Wagemaker.
Meer dan Armando laat Fliek in zijn werk de directe schoonheid van het verval toe. Als er een overeenkomst is tussen beide kunstenaars dan ligt deze vooral in hun beider gerichtheid op de vergankelijkheid der dingen en op de objectieve kracht van de natuur. De foto’s van Erik Fliek tonen de leegte die ontstaat na een catastrofe, een leegte die met aandacht en zorg getransformeerd wordt tot een nieuw beeld.

Erik Luermans, juli 2009