Atelierbezoek

Het werkzame leven van Jan Hoogervorst lijkt zich af te spelen in twee verschillende werelden die ik zijn werkplaats en zijn atelier zal noemen.
Maar ook als metafoor voor de verhouding tussen het fysieke en het meta-fysische of simpel gezegd; het alledaagse en het bijzondere.
Het viel mij al op dat de in royale woon/werk ruimte op de bovenste verdieping van een voormalig school gebouw waar hij samen met echtgenote woont, de werkplaats aan de ene- en het atelier aan de andere zijde van de woonruimte ligt. De metaforische scheiding toont zich daar letterlijk in de plattegrond.

De werkplaats:
Jan ontmoette ik in zijn hoedanigheid als ambachtsman bij werkzaamheden van bevriende restauratie-schilders waarmee hij regelmatig samenwerkt. Via hen wist ik dat hij ook meubels vervaardigt. Daar naar gevraagd, bleek dat hij dat slechts incidenteel doet maar op de eerste plaats beeldend kunstenaar is. Hoewel het ambachtelijke werk voornamelijk wordt gedaan om inkomsten te verwerven wordt het met liefde en aandacht gedaan. Het is niet voor niets dat we kwamen te spreken over zijn bewondering voor Gerrit Rietveld, wiens werk hij intensief bestudeert. Zo ook het werk van Rietveld’s leermeester Klaarhamer en de meubels van Donald Judd.

Het Atelier:
Met zijn werk als beeldend kunstenaar maakte ik kennis toen hij mij vroeg of ik daar iets over zou willen schrijven en mij uitnodigde op z’n atelier. Aanvankelijk dacht ik dat zijn vraag was ingegeven doordat ik als curator veel tentoonstellingen maakte waar vormgeving en beeldende kunst door elkaar werden gepresenteerd. Hiervan was echter geen sprake. Het zou alleen moeten gaan over zijn vrije werk dat hij strikt scheidt van wat hij als ‘craftsman’ maakt.

Toen ik het atelier betrad begreep ik dat meteen en was tegelijkertijd stom verbaasd. Verder af van Rietveld en Judd kan je bij wijze van spreken niet komen. Op een riante wand hingen boven elkaar twee series tekeningen. Een serie kleine zwart-wit tekeningen, een serie felgekleurde prints van tekeningen gemaakt op de iPad en staand tegen de muur een serie ingelijste houtsneden. De tekeningen hebben binnen de afzonderlijke series gelijke afmetingen en onderling verschillend in techniek. Zonder uitzondering is de basisstructuur een gezicht dat opgaat in een complex samenstel van organische vormen. Hij spreekt zelf over “koppen”.

Hoewel de drie series een zelfde onderliggende structuur hebben zijn ze onderling verschillend. Met name qua techniek, maar er worden ongetwijfeld aan de uitwerking per serie verschillende voorwaarden gesteld.

In een serie kleine zwart-wit potlood tekeningen uit 2013 lijken de koppen binnenste-buiten te zijn gekeerd. Ondanks de complexiteit en organische structuur van de tekeningen ontstaat er, doordat de manier van tekenen een scala aan grijstonen oplevert, een zekere ruimtelijkheid, ondanks de beperkte afmetingen van het vlak.

In de iPad tekeningen (prints) uit 2014 pakt dit geheel anders uit. Doordat er aan de complexe vormentaal nog eens een veelheid aan kleur wordt toegevoegd krijgen de beelden een hoge mate van abstractie die, ondanks dat ze op dezelfde thematiek zijn gebaseerd, het anekdotische een beetje naar de achtergrond duwt en een gelaagd beeld opleveren waar veel aan te beleven valt.

De houtsneden uit 2011 hebben ook deze kwaliteit omdat de onderliggende structuur van het gezicht, de kop, zich niet overal prijsgeeft en de uiteindelijke resultaten onderling zeer verschillen. Hoewel hij zelf in een toelichting bij deze serie zegt dat hij geen vooropgezet plan had en op intüitieve wijze te werk ging, bleek uit het gesprek dat hij tijdens het tekenen toch bepaalde spelregels hanteerde.

Naast deze series bestaat het oeuvre van Jan Hoogervorst uit talloze tekeningen –even eens seriëel van opzet - waarbij het verhalende element veel expliciter op de voorgrond treedt dan de hierboven genoemde series. Ze zijn wat ouder maar gebaseerd op dezelfde vormentaal en techniek, het tekenen. Het zijn taferelen uit wonderlijke werelden bevolkt door wezens en apparaten, duidelijk gepositioneerd in ruimtelijke situaties. Qua aanpak deden ze me denken aan de benaderings wijze van Paul Noble of Charles Avery.

Zoals ik al zei, verder af van Rietveld kan je niet komen en dat is iets wat intrigeert.
Gevraagd naar zijn drijfveren verwijst hij naar literatuur van o.a. Timothy Wilson en andere publicisten en wetenschappers die trachten de werking van ons brein te achter- halen. Daarnaast noemde hij andere publicisten die gemeen hebben dat deze allemaal het terrein van, heel kort door de bocht, het onderbewuste en de onmogelijkheid van het voorspelbare als onderwerp hebben.

De werking van het brein als uitgangspunt is geen eenvoudig onderwerp. Vooralsnog toont zich dat enerzijds via een ‘Ecrire Automatique’, het zich laten leiden door invallen en pas per moment beslissen hoe iets op het papier komt. Aderzijds door het ‘Hoofd’ letterlijk als sjabloon voor de tekeningen te gebruiken.

Het probleem waar Hoogervorst zich voor gesteld weet is dat hij feitelijk zijn uitgangspunten zoekt buiten de kunst zelf. In die zin is zijn werk actueel. De ontwikkelingen in de hedendaagse kunst laten zien dat deze probeert aan te haken aan (bio)wetenschappelijke, sociaal-maatschappelijke en politieke thema’s om er slechts een paar te noemen. Ook alle media staan de kunstenaar ter beschikking. Hoewel Jan Hoogervorst nu ook de iPad als ‘tool’ heeft ontdekt beoefent hij de kunst middels de traditionele tekening. Dit is gezien de complexiteit van zijn uitgangspunten geen eenvoudige opgave. Maar wel één die nieuwsgierig maakt naar het vervolg.

Koos Flinterman

Den Haag, Nov., 2015