Rubrieken
5
Marieke Verkerke
New York

In de zomer van 2014 bevond ik mij in New York. Als ik geen dochter had gehad, zou dat een verbazingwekkend feit zijn geweest. Maar nu zij er voor een aantal maanden woonde met haar vriend, besloot ik voor één keer in mijn leven niet na te denken. Ik vloog over de oceaan en bracht hen een bezoek.
Zo kwam het dat ik op een nacht in een studio vlakbij Central Park lag en naar het plafond staarde. Ik was gelukkig. Op loopafstand woonde mijn dochter, in 'the city that never sleeps'. Dat ik zelf net zo wakker was als de stad, was te wijten aan het feit dat ik leed onder iets wat mij tot die tijd als iets exotisch in de oren had geklonken, een jetlag. Voor iemand die zich meestal alleen maar in kleine cirkels rond het buurtschap Blaaksedijk begeeft, stond deze onderneming ongeveer gelijk aan een aardverschuiving. Die zomer was al even exotisch. De airco stond te brommen als een oude dieselmotor. In de verte hoorde ik sirenes en diep onder mij rommelde de ondergrondse. Ik wachtte de dageraad af.
Bij het ochtendgloren viel mijn oog op een zilverkleurig pailletje in een hoek van de studio. Mijn fantasie sloeg meteen op hol. Dit was vast een pailletje wat op Broadway hoogtijdagen had gekend. Welk een glamour. Het duurde even voordat ik besefte dat het bij ochtendgloren zou blijven. De dageraad viel hier niet binnen. Toen ik uit mijn raam keek, zag ik hoog bovenin het tegenoverliggende gebouw de weerspiegeling van een zonnige dag. Ik zou spoedig zelf over Broadway lopen.
Zo kwamen we terecht in het Museum of Modern art. Ik klom op naar de eerste verdieping. Daar keek ik over de balustrade naar beneden. Op de grote zit elementen in de aankomsthal lag een vrouw uitgestrekt op haar rug. Bezoekers liepen af en aan. Zij was de enige constante in de voorstelling.
Telkens als ik een verdieping hoger kwam, lag zij daar nog onveranderd. Zij werd slechts kleiner bij het klimmen van de verdiepingen. Toen ik weer beneden kwam, ging ik zo dicht bij haar zitten dat ik haar aan kon raken, maar dat deed ik niet. Dat mag niet in musea. Ik liep te tollen van mijn jetlag en deze vrouw sliep de slaap der rechtvaardigen. Het was van een ongekende schoonheid.
Toen het na een paar dagen tijd was om naar huis te vliegen, was mijn jetlag eindelijk gaan liggen. Bij thuiskomst rolde het mondaine pailletje uit mijn koffer. De hoogtijdagen waren ongemerkt met mij meegereisd. Evenals de jetlag, overigens. Drie dagen hield hij mij wederom in zijn greep. Toen was ik weer geland. Het pailletje verdween. Ik zocht nog, maar vond het niet. Maar ergens diep in mij zit een piepklein stukje New York. Dat raak ik nooit meer kwijt.