Rubrieken
1
Richard Bouwman
Poietes, 1996, krijt op papier, 90 x 60 cm
Collectie Musée Arthur Rimbaud, Charleville-Meizieres, FR

ARTHUR RIMBAUD / The Spirituele Jacht
"Ik noteerde het onzegbare. Ik legde duizelingen vast". Al bijna honderd jaar wordt Arthur Rimbaud door kunstenaars vereerd: schilders of beeldhouwers laten zich leiden door de nieuwe taal die de dichter heeft willen uitvinden. Er is geen schilder of schrijver wiens werk andere kunstenaars zo heeft geïnspireerd; er is ongetwijfeld geen enkele jonge dichter wiens beeltenis, wiens gezicht zo vaak is getekend. Inkt en potlood bevestigen eens te meer de onwankelbare wil van de jonge man uit Charleville. Zo heeft de ziener die Arthur Rimbaud wilde zijn de kunst een nieuwe impuls gegeven door te proberen ‘duizelingen vast te leggen’, de dichter heeft voor de kunstenaars een weg gebaand waarvan hij alleen de ware betekenis kende; ‘ik heb de sleutel van deze wilde parade’, ‘ik zal de kleur van klinkers uitvinden!’, ‘ik beeldde me in, dat ik een dichterlijke taal zou ontdekken, die vroeg of laat voor alle zintuigen toegankelijk zou zijn (…)’, ‘ik schreef stiltes, nachten, ik noteerde het onzegbare…’ (uit: Une Saison en Enfer, Délires, 1873). Arthur Rimbaud was de eerste die deze weg bewandelde die zoveel kunstenaars heeft gefascineerd, kunstenaars die zich beriepen op dezelfde basisprincipes. In 1912 schreef Kandinsky: ‘Ondanks al zijn energie en intensiteit getuigt rood van een onmetelijke en onwankelbare kracht (…) rood klinkt als een fanfare (…). Wit heeft op onze ziel de uitwerking van absolute stilte, deze wereld is zover boven ons verheven dat ons van daaruit geen enkel geluid bereikt. Er valt een stilte naar beneden die naar het eindeloze holt over een koude, ondoordringbare, onwankelbare vestingsmuur…’ (uit: Over het spirituele in de kunst en in het bijzonder in de schilderkunst). Zo baande de dichter die ‘ziener’ wilde zijn een weg waarvan de surrealisten zich weldra meester maakten, maar zij waren niet de enigen. Het komt vaak voor dat de gedichten van Rimbaud kunstenaars hebben geïnspireerd tot zeer figuratief werk; de teksten lenen zich ervoor, de jeugdgedichten wemelen van gewaarwordingen en kleurrijke beelden. Ook Richard Bouwman liet zich door het werk van Rimbaud inspireren. De gevoelige manier waarop hij dat doet getuigt eveneens van een dichterlijke intuïtie, waardoor zijn werk buiten de geijkte paden valt. Want het gaat hier niet om een illustratie in de gebruikelijke zin van het woord. Richard Bouwman nodigt ons uit de dichter te zoeken, hem te ontmoeten. De aanwezigheid van het schrift, het teken, de eenzaamheid en het lijden die worden opgeroepen en die ons proberen, niet alleen met emoties maar ook met stilte, te leiden naar de voetsporen van Arthur Rimbaud, maken het voor ons makkelijker toegang te krijgen tot de dichterlijke echo. Door gebruik te maken van verschillende technieken heeft de kunstenaar een aantal thema’s verbeeld, waardoor men tussen verzen en strofes kan lezen en kijken. Hij heeft het meest geschikte ‘middel’ gevonden om zich uit te drukken; de aquarel is bijvoorbeeld gekozen wanneer het de bedoeling was het onderwerp poëtisch te benaderen, gouache of inkt worden gebruikt als er meer scherpte nodig is, wanneer iets meer illustratie behoeft. Krijt benadrukt door de duidelijke omtrek een grondgedachte. Houtskool suggereert en maakt de omtrekken vager. De collagetechniek voegt een nieuwe dynamiek toe en geeft reliëf. In het negenluik ‘Voyelles’ (1996) tracht Richard Bouwman de kleuren van de Klinkers weer te vinden, de olieverf staat hem deze benadering toe; zijn veelvuldig gebruik van acryl bevestigt het meesterschap van zijn veelzijdige techniek en veroorlooft de kunstenaar dicht bij het poëtisch œuvre te blijven. Via de lithografie bezegelde Richard Bouwman zijn eerste ontmoeting met Rimbaud, ‘die soldaat en deserteur uit het koloniale leger van Nederlands Indië’ die zich in Harderwijk aanmeldde en aan boord ging van de Prins van Oranje die hem naar Java zou brengen. Daar hield hij het maar drie weken uit…Het zijn die reizen, flitsen, intuïtie en alchemie waarmee Richard Bouwman ons wil laten kennismaken, waarbij de kunstenaar in dit geval iemand is die niet zozeer vertolker wil zijn, maar veeleer iemand die de toegang tot het dichterlijk werk wil vergemakkelijken. Maar hoe kunnen we het werk van de kunstenaars los zien van de mythe rond Arthur Rimbaud, van de mythe waarin hij gevangen zit? In 1891, het sterfjaar van de dichter en ontdekkingsreiziger die toen dacht dat de literaire wereld hem vergeten was, schreef Paul Valéry aan André Gide: ‘over vijftig jaar worden er standbeelden voor hem opgericht…’. Een eeuw later moeten we constateren dat kunstenaars hun steentje tot de mythe hebben bijgedragen, maar wanneer ze dat doen in de vorm van vragen zoals Richard Bouwman dan dragen ze niet zozeer tot de mythe bij, maar ‘proberen ze de meest logische uitleg te vinden’, zoals Rein Vroegindeweij het zo treffend zegt naar aanleiding van ‘Alchemie van het Woord’; ‘want dit wonderkind, deze dichter van de jeugd en de zuiverheid, zocht en vond goud, in woorden’.
Alain Tourneux
Hoofdconservator van het Musée Arthur Rimbaud