Rubrieken
Marieke Verkerke
Pirouette

Ik was met mijn man onderweg. Onbekommerd koersten wij in de richting die we voor ogen hadden. Opgetogen waren wij ook. Onze auto onderwierp zich gewillig aan onze wens om de juiste bestemming te bereiken. Wij kwamen zelfs in juich stemming omdat het erop leek dat die bestemming op tijd bereikt zou worden.
Of al die stemmigheid op de auto oversloeg, blijft een vraag. Nadat mijn man onze auto behulpzaam een bocht liet nemen, besloot deze nog maar even door te draaien.
'Wat doe je nu?' zei ik.
Ik weet niet eens tegen wie van de twee.
Keurig op onze eigen weghelft draaide de auto een pirouette om haar as. De wereld beschreef ter verruiming van ons blikveld een boog van driehonderd en zestig graden rondom ons. Andere weggebruikers kregen andere functies. Voorliggers werden achterliggers en omgekeerd. Totdat mijn man zelf weer aan het stuur mocht en de auto over de graskant heen het fietspad op manoeuvreerde.
Ik keek eens naar mijn man.
'Zie ik ook zo wit?' vroeg ik hem.
Het antwoord bleef uit. Hij keerde de auto en trok op. Meteen trok ook zijn wit weg. Je kan volgens mij niet doen alsof je niet meer wit ziet.
'We gaan verder waar we gebleven waren,' zei hij.
'Vergeet niet dat de auto nog geen zevenhonderd kilo weegt, dan krijg je dat weleens.'
Ik vond het weinig geruststellend dat ik dit niet zou vergeten. En ik vroeg me af waarom ik zelf eigenlijk nooit pirouettes draai, terwijl ik toch ook minder dan zevenhonderd kilo weeg. Zomaar. Af en toe. En dan weer verder gaan waar ik gebleven was.